Boekenclub: Wat is rechtvaardig handelen?

De Staat is één van de bekendste werken van de Griekse filosoof Plato. In het boek legt hij de fundamenten uit van zijn politieke filosofie, maar zijn ethiek en Ideeënleer komen ook aan bod. Thema’s als rechtvaardigheid, de rol van filosofie en poëzie en de onsterfelijkheid van de ziel passeren de revue. Een prachtig boek dus voor de Boekenclub van De Grote Vragen.
Coördinator Mark Shaw blikt terug op de eerste drie avonden die de Boekenclub hield over De Staat.
Socrates en Plato
De eerste avond van de Boekenclub vond plaats bij Boris thuis en stond in het teken van kennismaken. Het aantal deelnemers ligt dit keer – met 9 á 10 deelnemers – hoger dan tijdens de vorige reeksen. Ook houden we onze avonden in het Engels, omdat we een Zuid-Afrikaanse deelnemer hebben. Op de eerste avond bespraken we onze individuele benadering van het boek. Dat ging bijvoorbeeld over hoe we de relatie tussen Socrates en Plato zien. Onze tweede avond hielden we in Gist, een prachtige sfeervolle kelderruimte in aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam, waar we eind 2021, begin 2022 ook onze serie over Nietzsche en nihilisme hielden. Tijdens deze avond bespraken we boek 1 van De Staat.
Het eerste boek stelt de vraag aan de orde wat de definitie is van justice: gerechtigheid of rechtvaardigheid. Hierover gaat Socrates met verschillende gesprekspartners in dialoog. Een groot deel van de avond gebruikten we om de argumentatie en structuur van boek 1 van De Staat te begrijpen. In de gesprekken bleek de groepsgrootte en de verschillen qua achtergrond en filosofische kennis een uitdaging. Hoe betrek je iedereen goed in de gesprekken? Dat ging gelukkig al beter tijdens de derde avond, die we bij Dirk thuis hielden. Heel toepasselijk heeft Dirk in zijn woonkamer een plaat hangen van het schilderij ‘De school van Athene’ van Rafael. We bespraken deze avond boek 2 van De Staat.
(Tekst gaat verder onder de afbeelding)

Rechtvaardig handelen
In het eerste boek van De Staat wordt Socrates samen met Glaucon en Adeimantus, oudere broers van Plato, uitgenodigd bij Polemarchus thuis. Daar gaat Socrates – leermeester van Plato – in gesprek met Cephalus, de oudere vader van Polemarchus. Socrates is benieuwd hoe Cephalus het oud zijn ervaart en zo komt het gesprek op het thema ‘leven na de dood’, maar ook op rechtvaardig handelen. In deze context wordt de eerste expliciete definitie van gerechtigheid en rechtvaardig handelen geformuleerd. Socrates verwerpt deze definitie, namelijk dat rechtvaardigheid simpelweg bestaat uit: de waarheid vertellen en teruggeven wat je geleend hebt.
Cephalus draagt het gesprek vervolgens over aan zijn zoon Polemarchus, die probeert rechtvaardig handelen uit te leggen als ‘iedereen geven wat hij verdient’. Socrates gaat hierover in discussie en vraagt of rechtvaardigheid dan inhoudt dat je goed doet aan je vrienden, maar schade berokkent aan je vijanden. Polemarchus gaat hierin mee, maar Socrates beargumenteert dat de rechtvaardige mens juist aan níémand schade berokkent.
Wegkomen met het verkeerde
Thrasymachus – een Griekse sofist – onderbreekt dit gesprek en zet zijn visie uiteen dat rechtvaardigheid gewoon het ‘eigenbelang van de sterken’ is. Socrates bevraagt Thrasymachus hierop en wijst op verschillende problemen die deze visie met zich meebrengt. Het belangrijkste probleem is dat onrechtvaardigheid samenwerking tussen mensen onmogelijk maakt.
(Tekst gaat verder onder de afbeelding)



Glaucon en Adeimantus– broers van Plato – nemen geen genoegen met Socrates’ reactie op Thrasymachus. Glaucon wil weten of Socrates écht gelooft dat het altijd beter is om rechtvaardig te handelen. Hij verdedigt de positie dat onrechtvaardigheid beter is dan rechtvaardigheid. Het meest begerenswaardig is het verkeerde doen én daarmee wegkomen, aldus Glaucon. Rechtvaardigheid kiezen we alleen als we niet sterk genoeg zijn om weg te komen met onrechtvaardigheid, beredeneert hij. Glaucon stelt daarna voor om twee extreme voorbeelden te vergelijken van de rechtvaardige en onrechtvaardige mens, namelijk de onrechtvaardige mens die rechtvaardig lijkt en de rechtvaardige mens die onrechtvaardig lijkt. Opmerkelijk genoeg beeldt Glaucon zich in dat deze rechtvaardige mens uiteindelijk gekruisigd zal worden.
Oorsprong van de gemeenschap
In een reactie op Glaucon kiest Socrates ervoor om de vraag wat rechtvaardigheid is te benaderen vanuit het perspectief van de gemeenschap, stad of staat. Dit leidt tot een gesprek over de oorsprong van de stad of gemeenschap. Socrates ziet de oorsprong van de maatschappij in het feit dat mensen bepaalde wederzijdse (basis)behoeften hebben – zoals eten en kleding – en dat mensen van nature verschillende capaciteiten en talenten hebben. Deze verschillende capaciteiten en talenten zorgen voor de bouwstenen van een gemeenschap. Zo zijn er boeren, kleermakers en kooplui, maar heeft een gemeenschap ook guardians nodig die een stad beschermen. Zij behoren een bepaalde mate van onderwijs te krijgen; een training van zowel lichaam als geest. Dit onderwijs begint in de kindertijd met verhalen, muziek, kunst en poëzie.
(Tekst gaat verder onder de afbeelding)



In het ‘niets’ terechtkomen
Hier komen we op een punt in boek 2 waarin Socrates kritiek uit verschillende Griekse dichters en de manier waarop zij de Griekse goden en helden hebben geportretteerd. Deze kritiek is begrijpelijk, want de goden en helden functioneren als voorbeelden voor mensen. Socrates stelt dat God of de goden altijd juist weergegeven moeten worden, namelijk als perfect, goed en mooi. God is absoluut het goede, stelt Socrates, omdat hij de oorzaak van al het goede is. En van geen enkel kwaad de oorzaak. Ook zegt hij dat, als God iemand straft, Hij dat doet omwille van het goede. Ook voert hij aan dat God onveranderlijk is. Op dit punt lijkt Socrates vrij nauw aan te sluiten op de christelijke visie op God (zie bijvoorbeeld Mattheus 5:48 uit de Bijbel).
Boek 2 van De Staat sluit af met de gedachte dat de waarheid betrekking heeft op wat het ‘zijn’ wordt genoemd en onwaarheid op wat het ‘niet-zijn’ wordt genoemd. Gevolg is dat, telkens wanneer iemand tot onwaarheid vervalt, hij in het niets – in het niet-zijn – terecht komt.
Geïnteresseerd? Download hier een PDF van De Staat (Politeia).
Meedoen met de Boekenclub? Klik hier voor informatie.