Geschreven door Redactie / 

17 november 2017 / 

Hoogleraar: religieus geweld lastig te benoemen

Bij jihad-gangers is vaak sprake van een gebrek aan religieuze drijfveren voordat zij worden verleid tot de jihad. Dat schrijft prof. dr. Bob Hoogenboom, veiligheidsdeskundige, in een column in de NRC. Deze constatering maakt het volgens hem lastig om hun acties van geweld zomaar als ‘religieus geweld’ te bestempelen.

In zijn column suggereert hij dat jihad-gangers meer op niet-islamitische daders van schietpartijen lijken dan velen willen geloven. Sowieso bestaat er volgens Hoogenboom geen eenduidig profiel van ‘de religieus geïnspireerde moslimterrorist’. Bovendien blijkt dat het merendeel van de jihad-gangers alcohol drinkt, (seksuele) relaties heeft en het niet zo nauw neemt met religieuze of maatschappelijke normen voordat zij kiezen voor de ‘heilige oorlog’. Hoogenboom baseert zijn uitspraken op de bevindingen van terrorisme-onderzoekers als Peter Bergen en Olivier Roy.

Jonge moslims radicaliseren om allerlei redenen, niet alleen vanwege de islam, schrijft Bob Hoogendoorn in de NRC.

Wortel van het kwaad

Hoogenboom wakkert het debat aan met de vraag: “Waarom zijn wij zo obsessief in het benoemen van de islam als ‘wortel van het kwaad’? En spreken we snel over terrorisme als het een moslim betreft, maar drukken we dat etiket niet op bijvoorbeeld Tristan van de V. die zes mensen doodde in een winkelcentrum in Alphen aan de Rijn. Of op Karst T. die inreed op publiek tijdens Koninginnedag?” Jonge moslims radicaliseren om verschillende redenen, niet alleen vanwege de islam, meent hij.

Bob Hoogenboom geeft onder meer het mastervak ‘Politie en Veiligheid’ aan de VU. Ook is hij hoogleraar op Nyenrode en als parttime docent verbonden aan de Politieacademie.

(Bron en meer lezen: NRC)

Redactie

De redactie van De Grote Vragen zijn de vrijwilligers achter de schermen. Ze plaatsten en redigeren content.

Nu jij!

Wat denk jij? Reageer hieronder!