Ik stuntel, dus ik ben?

Komende maandag begint de Maand van de Filosofie. Die heeft dit jaar als thema: ‘Ik stuntel, dus ik ben’. Een thema waar psychologe Nicolette Hijweege gemengde gevoelens bij heeft. Kan ‘omarmen van ons stuntelende zelf’ uitgangspunt worden voor een nieuw mensbeeld?, is een vraag die in de filosofiemaand centraal staat. Hijweege wil graag een tegenvraag stellen: waarom en waartoe zou je dat doen?
Plaatselijke schaamte
Je kent ze wel, Charly Chaplin, de Dikke en de Dunne en Mr. Bean. Deze karakters zetten in herkenbare en voorspelbare scènes iets overtuigends neer: Ik stuntel, dus ik ben. De scènes werken in op je lachspieren, zónder dat er sprake is van leedvermaak. Er zijn tegenwoordig ook stuntelvideo’s van ‘gewone’ mensen en dieren. In deze video’s draait het vaak wél om leedvermaak. Eigenlijk zijn ze niet om aan te zien. Plaatsvervangende schaamte is voelbaar. Het kijken naar het gestuntel van deze ‘gewone’ mensen en dieren is ongepast en pijnlijk.
Gestuntel kan ook irriteren. Van jezelf wanneer je weer je sleutels bent vergeten, maar ook van anderen als ze stil blijven staan voor een groen stoplicht. Iedereen kent het wel dat stuntelen: onhandig gedrag.
Zie ook: Debat over de stuntelende mens

Stuntelen doe je zelf
Stuntelen is niet iets wat je overkomt, je dóét het. Het is een werkwoord. Je bent aan het stuntelen als je niet uit je woorden komt bij een ontmoeting met een zogenaamd ‘belangrijk’ persoon. Als je aan de toonbank bent vergeten waarvoor je ook al weer was gekomen. Als je stellig de hulp hebt afgewezen van een vriend, omdat je dat ene bouwpakket zeker wel zelf in elkaar kon zetten… ‘Nu maar hopen dat ze je niet zien stuntelen’. Als je auto afslaat voor het stoplicht en dat vervolgens nog drie keer gebeurt, omdat de auto achter je na drie seconden al begint te toeteren. Of als iemand je zware boodschappentas voor je wil dragen en je dat afwijst, omdat je niet afhankelijk wilt zijn van anderen. Terwijl die tas eigenlijk te zwaar is…
We straffen onszelf
In een wereld van make believe, effectiviteit, perfectionisme en concurrentie kun je je geen gestuntel veroorloven. En toch stuntelen we allemaal zo nu en dan. Door het gebrek om aandachtig in het moment te kunnen zijn, verlegenheid, zelfoverschatting of inschattingsfouten, zetten we onszelf soms al stuntelend te kijk. We schamen ons ervoor. Je moppert op -en bestraft daarmee- jezelf. Het gaat van ‘Ik stuntel, dus ik ben’ naar ‘Ik stuntel en heb (zo) geen recht van bestaan’. Al die onhandigheid maakt, dat je door de grond wilt zakken. Verdwijnen en vooral even niet ‘gezien’ worden. Even niet ‘zijn’.
Hoe komt de Maand van de Filosofie eigenlijk bij het thema ‘Ik stuntel, dus ik ben’? Wat roept dit thema op? Op de site van de themamaand is de laatste zin van de inleiding de volgende. ‘De moderne mens loopt over van verbeeldingskracht om de omgeving te vormen en zichzelf te verbeteren, maar komt elke keer tekort. Is het niet tijd om onze stuntelende natuur te omarmen en ‘Ik stuntel, dus ik ben’ als uitgangspunt te nemen voor een nieuw mensbeeld?’
Ook lezen: Maakt internet ons dom?



Burn-out op de loer
De oproep onze ‘stuntelende’ natuur te omarmen en als uitgangspunt te nemen voor een nieuw mensbeeld’ voelt voor mij vreemd aan. De genoemde gedachtes omtrent het thema, laten zien dat stuntelen niet kan worden afgewezen noch kan worden omarmd. Door afwijzing van het stuntelende zelf, lijken we ons te verbinden met een wereld waarin het streven naar perfectie en controle centraal staat. We verliezen zicht op de rol die zelfoverschatting, het streven naar onafhankelijkheid en gebrek aan aandachtig aanwezig zijn in het nu, spelen in ons stuntelen.
Wanneer we het stuntelende zelf afwijzen, bevestigen we de nadruk op efficiëntie en presteren als hoogste goed. We vergeten dat deze ‘overspannen verwachting’ van de menselijke mogelijkheden, bijdraagt aan ervaringen van uitputting en zinloosheid. De inmiddels oververtegenwoordigde burn-out ligt dan op de loer.
Lees en luister: Geluk is heel veel chance, aldus Dirk De Wachter



Eigen onvermogen benoemen
De uitspraak dat we ons stuntelende zelf moeten omarmen roept de twijfelachtig ervaring van ‘sussende woorden’ en ‘het geeft niet hoor’ op. Alsof we -levend in een wereld waar vrijwel alles voor handen en mogelijk is- een beroep op ontwikkeling en verbetering van onszelf niet willen laten klinken. Ik mag dan ook hopen dat dat het ‘omarmen van het stuntelende zelf’ het appel inhoudt om onze onhandigheden te erkennen. Het onder ogen zien van eigen onhandigheden en het benoemen van eigen onvermogen kan immers leiden tot gezonde zelfrelativering?
Daarnaast levert het mildheid op voor andermans onhandigheid. Het lering trekken uit je gestuntel -en de daarmee verbonden schaamte en irritatie- leidt ertoe, dat je aandachtiger betrokken bent op het nu waarin het leven geleefd wordt. Op deze wijze kan het je helpen om zowel voor jezelf als je naasten je het ‘zijn’ te optimaliseren. En last but not least: gestuntel dat voortkomt uit overdreven ‘zelf willen doen’ maakt helder dat je een ander nodig hebt. Zijn daarmee de uitgangspunten voor een nieuw mensbeeld beschreven? Nou, als je niet uitkijkt dragen we daarmee ook nog bij aan duurzaamheid.
dag Nicolette.
hoe gaat het met jou?
al googelend kwam ik bij jouw artikel terecht.
smaakt naar meer.
ik wil namelijk binnenkort eens over dit thema preken.
Inspirerend stuk!
dank.
groeten.
ben