Is tolerantie wel zo goed?

Indoctrinatie op Nederlandse scholen: daar moeten jij en ik niets van hebben, toch? Toen onlangs bleek dat er in verschillende islamitische onderwijsorganisaties radicaliserend onderwijs werd gegeven, leidde dat tot een golf van verontwaardiging. De intolerantie in de media: was niet van de lucht. In deze tijd van een eensgezinde intolerantie, vraagt Erwin Agteres zich af: is tolerantie wel zo goed?
Wederkerigheid als uitgangspunt
Bijzondere school of niet, voor onderwijs dat de democratie ondermijnt is geen plaats. Daar is bijna iedereen in ons land is het wel over eens. Zo ook Klaas Dijkhof (VVD) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie) in het debat dat zij voerden over bijzonder onderwijs. Ze verschilden van meningen over de aanpak van de indoctrinatieproblematiek. Maar in de kern waren zij het eens: begrens de vrijheid van onderwijs om te voorkomen dat kinderen radicaal onderwijs ontvangen.
Lees hier: Hoe leren we eigenlijk wat goed en fout is?

Om hun intolerantie te verantwoorden beriepen Dijkhof en Segers zich op het ‘principe van wederkerigheid’. Dit wil zeggen dat je de vrijheid die je zelf geniet, niet mag misbruiken om vervolgens iemand anders diezelfde vrijheid te ontzeggen. Het is dus not done om gebruik te maken van de vrijheid om een bijzondere school op te richten en daar vervolgens te onderwijzen dat anderen niet het recht hebben om hetzelfde te doen.
De paradox van tolerantie
Het idee van een dergelijke afgebakende vrijheid is zeker niet nieuw. De wetenschapsfilosoof Karl R. Popper gaf in de jaren ’80 al een uiteenzetting over het idee dat het noodzakelijk is om vrijheid in te perken. Paradoxaal genoeg meende hij dat intolerantie nodig is om tolerantie te waarborgen. Ongeremde tolerantie zou volgens hem uiteindelijk zelfs leiden tot het instorten van de maatschappij.
“Onbeperkte tolerantie moet leiden tot het verdwijnen van tolerantie. Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie.”



Met andere woorden: intolerantie is volgens Popper iets dat we moeten koesteren. Sterker nog, willen wij een tolerante samenleving handhaven, dan is intolerantie daarvoor noodzakelijk. Verscheidenheid is mooi, zolang deze ons niet bedreigt.
Verwarring in de praktijk
Op het eerste gezicht lijken deze ideeën van Popper behulpzame inzichten. Maar hoe meer ik erover nadenk, des te minder lijk ik er mee te kunnen. Is het niet zo dat iedereen ‘ja en amen’ zal zeggen op Poppers woorden, om er vervolgens zijn eigen invulling aan te geven? Hebben wij allemaal niet zo ons eigen idee bij wie er (in)tolerant is en bij wie er wel en niet getolereerd zouden moeten worden?
Het is maar de vraag of we in de praktijk uit de voeten kunnen met Poppers ideeën.
Lees ook: Is er in Nederland tegenwoordig meer polarisatie?



Mediahetze
Dat dit inderdaad niet zo eenvoudig is, laat zich goed illustreren aan de hand van de ervaring van documentairemaker en columniste Sunny Bergman. Enkele jaren terug leidde een interview tussen YouTuber Salaheddine en Tofik Dibi, moslim en homo, tot een wervelwind aan reacties in de media. Salaheddine zou Tofik Dibi in het interview veroordelend hebben bejegend wat betreft zijn homoseksualiteit.
De mediahetze rondom het interview zette Sunny aan tot een zoektocht rond de vraag ‘hoe tolerant ben je tegenover intolerantie?’ In een column beschrijft Sunny hoe zij met Salaheddine, Tofik Dibi en een aantal LHBTIQ+ vrienden in gesprek gaat over het eerder genoemde interview. Haar gesprekspartners winden er geen doekjes om. Hun perspectieven leidden echter niet tot een eenduidige denkrichting. Uiteindelijk blijft Sunny achter met meer vragen dan antwoorden:
‘Alle mensen hebben in meer of mindere mate verheffende én verderfelijke denkbeelden. Is homoseksualiteit een zonde noemen erger dan het bagatelliseren van racisme in Nederland? Is een vrouw geen hand willen geven erger dan iemand niet aannemen omdat zijn naam Mohamed is? Is besmuikte grappen maken over verwijfde mannen en kontneuken in de voetbalkantine minder erg dan religieuze dogma’s? En bovenal: wie is de baas van de weegschaal die deze denkbeelden tegen elkaar afweegt?’



Vervelend?
Voor wie met de massa meedenkt is deze laatste vraag wellicht eerder vervelend dan verrijkend. Wie met Sunny meezoekt, ontdekt al gauw de complexiteit en spanning van haar vraag. Waarom weet ik het beter dan de ander? Wat is de basis voor mijn denken en mijn morele keuzes?
Is mijn fundament zó sterk dat ik met een gerust hart intolerant kan zijn?
Is mijn fundament zó sterk dat ik met een gerust hart intolerant kan zijn? Hier komt ook de vraag naar het onzichtbare om de hoek. Moslims, christenen en joden beroepen zich immers op het goddelijke wanneer zij deze vragen beantwoorden. Durven gelovige en niet-gelovige hier het gesprek over aan te gaan, zelfs als het onbehagelijke spanningen oplevert?
Ruimte creëren
De waarde van het in gesprek gaan met elkaar wil ik graag onderstrepen. Een belangrijke reden voor Sunny’s zoektocht was dat zij Salaheddine persoonlijk kende doordat zij met hem opgetrokken had. Wanneer zij hem opbelt geeft hij aan dat hij normaal niet met de ‘witte media’ praat, maar dat hij voor haar wel een uitzondering wil maken. De connectie en het respect geven ruimte aan een gesprek waarin gezocht wordt naar begrip. Dit lijkt mij cruciaal voor een leefbare samenleving. Hoewel er geen garanties zijn voor een goed gesprek, moeten we het toch in ieder geval proberen: open, de oordelen even achterwege latend. Zelfs als we in verwarring achterblijven en niet precies meer weten wanneer wij wel of niet (in)tolerant moeten zijn.
Tolerantie is een bewijs van egoisme,een verschil maken van cultuur en rassen.
dit woord is dom.
mvg,
Hans