Kunnen Google en Facebook zelfmoorden tegengaan?

Wat kunnen grote internetbedrijven als Facebook en Google doen om zelfmoorden tegen te gaan? Een interessante vraag, die trendwatcher Richard van Hooijdonk stelt in een recente blog. Dagelijks worden miljoenen noodkreten van depressieve gebruikers geplaatst op sociale media. Terwijl ook digitale assistenten als Siri en Alexa iedere dag miljoenen vragen van wanhopige mensen ontvangen. Kunnen internetbedrijven deze noodkreten gebruiken om te signaleren dat iemand mogelijk suïcidaal is? Zodat hopelijk op tijd ingegrepen kan worden?
Een schrijnend verhaal is dat van een 14-jarig meisje uit Miami, schrijft Van Hooijdonk. Vorig jaar januari hing ze zichzelf op voor haar webcam. Het afschuwelijke tafereel werd twee uur lang live gestreamd op Facebook. Een jaar eerder had het hulpeloze meisje een bericht gepost, waarin stond dat ze dood wilde. Eerder die maand pleegde een 12-jarig meisje uit Cedartown, Georgia, zelfmoord. Ook zij streamde haar dood. Het meisje had een maand eerder in een blog verteld dat ze misbruikt was en dat de misbruiker haar had aangemoedigd om haar leven te beëindigen.
Eerste stap naar een goede diagnose
Het tegengaan van zelfmoorden heeft gelukkig de aandacht van techbedrijven. Wie nu met zijn mobiel op Google US zoektermen invoert die met depressie of zelfmoord te maken hebben, krijgt een venster met een screeningtest voor depressie te zien. Het gaat om de zogeheten PHQ9-vragenlijst. Daarmee kan worden vastgesteld of iemand depressieklachten heeft en zo ja, in welke mate. Ook krijg je een scherm te zien met informatie en contactgegevens van instanties die jou kunnen helpen, aangevuld met mogelijke behandelingen. De informatie wordt aangeboden in samenwerking met de US National Alliance on Mental Illness (NAMI). Google en de NAMI verzamelen zo (anonieme) informatie over mensen met depressieklachten. Dit geeft een beeld van de mensen die deze klachten hebben, van de vragen waar zij mee rondlopen en van preventiemogelijkheden.
Google en de NAMI hopen dat de PHQ-9-test en de gegevens van behandelaars ertoe leiden dat meer depressieve mensen hulp gaan zoeken. Volgens Mary Gilibert, CEO van de NAMI, wordt slechts 50 procent van de klinisch depressieve Amerikanen daadwerkelijk behandeld. Mensen met symptomen die duiden op een depressie, starten gemiddeld pas na zes tot acht jaar met een behandeling. Het beschikbaar stellen van een test en contactgegevens van hulpverleners kan de eerste stap zijn naar een goede diagnose, denkt de NAMI. En het helpt wanhopige mensen bij het vinden van geschikte hulpverleners.
Miljoenen depressieve en suïcidale mensen, onder wie ook veel jongeren, gebruiken internet voor het plaatsen en verspreiden van allerlei noodkreten. Kunnen Google en Facebook een rol spelen in het tegengaan van zelfmoorden? (Afbeelding: Giphy)
Terugdringen van zelfmoorden
Facebook pakt het anders aan. Het sociale medium zet kunstmatige intelligentie in om depressie, zelfbeschadiging en suïcidaal gedrag op te sporen. Een slim algoritme screent teksten en afbeeldingen. Het algoritme leert welke woorden, beelden of emoji’s vaak gebruikt worden door mensen met suïcidale gedachten of handelingen. Zodra dergelijke berichten ontdekt worden, toont Facebook de gebruiker verschillende vormen van hulp. Ook wordt dan een Empathie Team ingeschakeld, dat de betreffende posts verder onderzoekt. Eventueel kan Facebook ook de alarmdiensten waarschuwen. Volgens Facebook-baas Mark Zuckerberg kan kunstmatige intelligentie beter afwegen of iemand mogelijk zelfmoordgedachten heeft, dan mensen dat kunnen.
Facebook denkt dat de combinatie van kunstmatige intelligentie en professionele adviseurs een groot verschil kan maken bij het terugdringen van zelfmoorden. Binnen een maand na de lancering hielp het algoritme al meer dan 100 mensen.
Eerst om toestemming vragen?
Ondanks de goede aspecten van deze hulp die de internetbedrijven bieden, maken critici zich zorgen over de privacy van de gebruikers. Zo zouden Facebook en Google de gegevens die ze verzamelen kunnen gebruiken voor gerichte reclamecampagnes – bijvoorbeeld voor psychotherapie of antidepressiva. Sowieso kan informatie over de emotionele staat van internet- en socialmediagebruikers waardevol zijn voor grote bedrijven. Trendwatcher Richard van Hooijdonk stelt daarom terecht de vraag: zouden dit soort bedrijven niet eerst om toestemming moeten vragen, voordat ze onze geestelijke gezondheid monitoren?
(Bron en meer lezen: website Richard van Hooijdonk)