Is er meer polarisatie?

Nederlanders maken zich zorgen over (toenemende) polarisatie in de samenleving. Mensen zouden steeds extremere standpunten innemen en minder compromisbereid zijn, groepen zouden steeds verder uit elkaar drijven of juist harder op elkaar botsen. Hoogleraar Paul Dekker zet de feiten op een rij.
In de figuur hieronder wordt de instemming vermeld met vier stellingen over polarisatie, die we begin 2019 aan een steekproef van Nederlandstalige inwoners van ons land van 18 jaar en ouder voorlegden.

Gevoelspolarisatie
Van de ondervraagden was maar liefst 75% het ermee eens dat de meningsverschillen over maatschappelijke kwesties steeds groter worden. Slechts 4% was het ermee oneens en 21% was neutraal of wist het niet. Uit de toelichtingen van de meerderheid blijkt grote zorgen over deze veronderstelde ontwikkeling. Niemand gaf aan dat het een goede zaak was dat we in ons polderland eens wat helderder tegenstellingen benoemden. Als oorzaken voor de slechte ontwikkeling noemde men spontaan de media en politiek (die belang zouden hebben bij het overdrijven van verschillen van mening), de multiculturele samenleving (die conflicterende waarden importeerde) en de mentaliteit (van zwelgen in het eigen gelijk en desinteresse in anderen). Expliciet gevraagd naar de media was 51% van de ondervraagden het eens met de stelling dat oude media polariseren en 70% dat nieuwe dat doen.
Zwarte Piet, een bron van polarisatie. Maar je kunt er ook mee spelen.



De laatste stelling in de figuur gaat over een specifiek vraagstuk. Bijna de helft van de ondervraagden stemde ermee in dat er sterke druk bestaat om voor of tegen vluchtelingen stelling te nemen (47% (zeer) eens, 21% oneens en 32% neutraal of geen mening). Dat is opvallend veel steun omdat volgens allerlei onderzoek Nederlanders helemaal niet zo gepolariseerd zijn over deze kwestie. Maar heel weinig mensen zijn zonder meer ‘voor of tegen’ vluchtelingen. Waar mogelijk nuanceert men, stelt men voorwaarden en geeft men uiting aan twijfels en dilemma’s. Maar men denkt dat dat de uitzondering is en de meeste mensen extreme voorkeuren hebben. Dat kan er toe leiden dat men zich dan maar liever niet meer uit en als gevolg daarvan het genuanceerde midden ook steeds minder zichtbaar wordt.
Feitelijke polarisatie?
In hoeverre is er feitelijk sprake van polarisatie? Die vraag leg ik uiteen in drie meer specifieke vragen om empirisch te kunnen beantwoorden met ontwikkelingen in de publieke opinie.
1. Nemen de verschillen in opvattingen over maatschappelijke kwesties tussen burgers toe?
Die vraag hebben we voor een reeks kwesties onderzocht voor de periode 1970-2018 en 2008-2018 en dat leverde geen eensluidend antwoord op. Tegenover gevallen van polarisatie of divergentie (Europese integratie, globalisering, directe democratie, steun traditionele vrouwenrol) staan gevallen van depolarisatie of convergentie (euthanasie, doodstraf, inkomensnivellering, politieke links-rechtspositionering). Soms blijft de mate van meningsverschillen onveranderd (voorkeur voor sterke leiders, opvattingen over de multiculturele samenleving). Over de hele linie is er geen polarisatie.
2. Nemen de tegenstellingen tussen groepen toe?
Daar hebben we naar gekeken voor mannen en vrouwen, jongeren en ouderen en lager- en hogeropgeleiden. Van deze tweedelingen maakt die naar opleidingsniveau vrijwel altijd het meest verschil als het om maatschappelijke kwesties gaat en hier zien we soms ook wel aanwijzingen voor polarisatie. De opleidingsniveaus groeiden op langere termijn uit elkaar qua geloof in de Haagse politiek en steun voor het lidmaatschap van de EU (stabiel groot bij hogeropgeleiden en laag en dalend bij lageropgeleiden). Recent lijkt er wat Europa betreft echter eerder sprake van convergentie, maar polarisatie tussen opleidingsniveaus is wel een aandachtspunt. Voor zorgen over polarisatie tussen de seksen en tussen jong en oud is weinig reden.
Lees ook Helpt het ontkennen van polarisatie?



3. Worden vijandige gevoelens bij verschillen van mening sterker?
Misschien komen niet de meningen meer uit elkaar te liggen, maar wordt men wel negatiever over mensen met een andere mening. Er zou dan sprake zijn van ‘affective polarization’, tegenwoordig een belangrijk onderwerp in de Verenigde Staten. Een aanwijzing ervoor is instemming met de stelling ‘Er zijn mensen die ik ben gaan haten om de standpunten die zij innemen.’ In 1970 was 19% het daarmee eens, in 1975 13%, in 1980 ook 13% en toen we de stelling in 2012/’13 weer eens herhaalden opnieuw 13% en in 2017/’18 16%. Die 16% in de meest recente meting is statistisch significant meer dan de 13% twee jaar eerder, maar significant minder dan de 19% in 1970. De cijfers geven weinig reden voor grote zorgen over affectieve polarisatie bij het grote publiek, maar het is wel iets om in de gaten te houden.
En dus?
De onderzochte ontwikkelingen geven weinig reden tot zorg over polarisatie. Verschillen van mening nemen over de hele linie niet toe, grote bevolkingsgroepen drijven niet uit elkaar en we zijn mensen met andere meningen niets meer gaan haten. Dat betekent natuurlijk niet dat er op bepaalde plekken en tussen specifieke groepen geen polarisatie optreedt. Of dat bepaalde media niet bol staan van haatgevoelens jegens andersdenkenden. Maar laten we ons dan daarop richten en daar wat aan proberen te doen. Het ongefundeerde idee dat polarisatie een maatschappijbrede trend is, helpt daarbij niet. In tegendeel. Het bevordert slechts fatalisme.
Deze bijdrage is gebaseerd op hoofdstuk 2 van Paul Dekker & Josje den Ridder, Burgerperspectieven 2019|1
Op 27 november organiseren ForumC en debatcentrum Arminius het nationaal religiedebat ‘God, wij en zij’ over polarisatie. Sprekers zijn Denker des Vaderlands Daan Roovers en Theoloog des Vaderlands Stefan Paas.
Nederlandse bejegening oorzaak etnische polarisatie
Bij de bank genomen zou het een enorm gezichtsverlies voor Nederland moeten zijn om in een tijdvak waarbij er gebruik wordt gemaakt
van radiografisch bediende dildo’s en dito opblaasbare poppen, er nog steeds getheoretiseerd moet worden over de vraag hoe mensen
met een niet blanke tint te moeten bejegenen. Je staat er wel versteld van hoe het exotische culinaire recept bijvoorbeeld , veelal afkomstig
uit culturen van donkere volkeren, zich wel een weg heeft weten te banen door de Nederlandse gastronomie en is de verandering van een
dusdanige intensiteit dat vele Nederlanders vervreemd zijn geraakt van hun eigen vertrouwde grootmoedersrecept. Nederlanders gaan ook
graag met vakantie naar exotische landen en lopen er na aankomst ook niet in een burka om contacten met de lokale engerds te vermijden,
in tegendeel. Wat is het dan waardoor zelfs de minister president zich erover is gaan uitlaten? Hij verwoordde letterlijk dat Nederland een
racisme probleem heeft. De materie wordt hierdoor alleen maar complexer omdat het begrip zich laat opdelen in vijf categorieën en die
apart ook wat betekenen. Je hebt er het sociaal racisme, cultureel racisme, politiek racisme, institutioneel racisme en tot slot het biologisch
racisme. Bij haar toepassingsgerichtheid zijn deze vijf categorieën coherent met elkaar. Indien een zwarte leerling op grond van haar
niet-wit-kunnen-zijn een beduidend laag studieadvies krijgt dan is zulk een advies in de eerste plaats gegrondvest op het biologisch racisme,
in welk geval men ernstig twijfelt aan het cognitieve vermogen van het kind afkomstig uit een ras waarover men veelal uit stripverhalen en
cartoons enige werkbare kennis heeft vergaard. Kijkt men verder, voorbij de horizon dan lijkt men bevangen te zijn door een andere angst.
Deze tweede angst zou kunnen inhouden dat wanneer deze leerling er wel in zou slagen de eindstreep te behalen dat blanken weleens
onder betrokkene zouden kunnen komen te werken. Dat dient andersom te zijn en is het dus zaak om diens carrièreperspectief voortijdig
te obstrueren middels het opwerpen van barrières ( institutioneel racisme) en die om te buigen richting sanitaire dienst- en zorgverlening.
Betrokkene zou zich ook een riante woning kunnen permitteren in een vinex wijk en dat zou echt niet kunnen ( sociaal racisme)etc.
Vanwege de toestroom van allerlei exotische volkeren naar Nederland heeft Nederland er kennelijk voor gekozen om keuzes te maken.
Naar verhouding worden van alle exotische migranten degenen met een blanke-en licht getinte huidskleur ongeacht de inborst veel amicaler
en coulanter bejegend dan donkergekleurden waar de hedendaagse rassenpandemie over gaat. Je zou bijna kunnen aannemen dat er
na decennia van treiterij de vlam in de pan is geslagen.