Geschreven door Jeroen Hopster / 

19 oktober 2018 / 

Gek of niet – is geloof irrationeel?

De menselijke geest is vatbaar voor illusies en waanvoorstellingen, zo laat de wetenschap zien. Zijn religieuze ervaringen waanvoorstellingen? Oftewel: ben je gek als je gelooft? Filosoof Jeroen Hopster denkt van niet. Maar stelt hij, nieuwe breininzichten leveren wel lastige vragen op voor gelovigen.

Het korte antwoord op de vraag ‘ben je gek als je gelooft’ is nee. Het omgekeerde gaat vaak wél op: wie gek is, die gelooft. Een anonieme psychotische patiënt, die ervan overtuigd was dat hij de geheimen van het universum had ontdekt, beschreef zijn beleving als volgt:

“De ontdekte waarheden leken onmiddellijk en direct kenbaar, met absolute zekerheid. Ik had geen gevoel van twijfel of bewustzijn van de mogelijkheid van twijfel. Ondanks eerder atheïsme en sterke antireligieuze sentimenten, was ik plotseling overtuigd dat het mogelijk was om rationeel het bestaan van God te bewijzen.”[1]

Voor wie meer wil weten: lees en luister het nationale religiedebat terug over de Godspot.

Waanvoorstellingen

Deze getuigenis staat niet op zich. Integendeel: veel mensen met een psychose hebben vergelijkbare ervaringen. Die ervaringen hebben doorgaans een droomachtig en surreëel karakter, maar zijn tegelijkertijd buitengewoon intens. Ook door gebruik van bepaalde drugs kan zo’n ervaring worden opgewekt.  Je bevindt je in een droomwereld, die je veel indringender beleeft dan de alledaagse realiteit. Zoals de psycholoog Carney Landis ooit constateerde is “paradoxaal genoeg niets meer reëel dan de ervaring van onwerkelijkheid.”[2]

Je bevindt je in een droomwereld, die je veel indringender beleeft dan de alledaagse realiteit

Die paradox helpt te begrijpen waarom waanvoorstellingen iemand eindeloos kunnen bijblijven en zelfs je blik op de wereld veranderen. Je hebt een andere werkelijkheid ervaren, een werkelijkheid die reëler is dan de wereld van het hier en nu. Was het slechts een waanbeeld? Dat is wat de buitenstaander ervan maakt, maar die heeft niet ervaren hoe werkelijk deze anderwereldse dimensie was. Jij, als ervaringsdeskundige, weet wel beter.

Moddergevecht

Behoren religieuze ervaringen tot de klasse van waanvoorstellingen? Of, met de vraagstelling van het aankomende Nationaal Religiedebat: ben je gek als je gelooft?

Die vraag lokt allicht uit tot een retorisch moddergevecht; wie wil er nu voor gek worden uitgemaakt? Wie religie in verband brengt met illusies en hallucinaties zal dat vast niet welwillend bedoelen. Hij of zij is erop uit de gelovige tegen het zere been te schoppen.

Inmiddels kunnen wetenschappers religieuze ervaringen aanwijzen in het brein

Toch heeft waanzin door de geschiedenis heen niet altijd een negatieve bijklank gehad. Soms werd het zelfs als iets positiefs gezien, vooral waar religie in het spel was. “De ouden bestempelen de waanzin tot iets mooiers dan de bezonnenheid, omdat de ene van de godheid, en de andere van de mensen uitgaat,” schrijft Plato in de Phaedrus. Waanzin was een gift van de goden, die de waanzinnige in contact bracht met een andere realiteit – een vermogen waarover zieners, orakels en profeten beschikten.

Ook vandaag de dag kan de gelovige zijn vermeende gekte natuurlijk als geuzennaam opvoeren – verklaar me voor gek, maar ik weet waar ik het over heb. Daarmee komen we terug bij dezelfde impasse. Aan de ene kant staat de buitenstaander die religieuze ervaringen ziet als waanvoorstellingen. Aan de andere kant staat de gelovige ervaringsdeskundige die daar niet om maalt – hij weet wel beter.

Lees ook op deze site: Kun je religieuze ervaringen verklaren?

Of het antwoord op de vraag ‘ben je gek als gelooft?’ positief of negatief uitvalt is uiteindelijk niet zo betekenisvol. Het hangt er maar net vanaf welke invulling we geven aan dat woordje gek en ook welk geloof je aanhangt. Gek kan van alles betekenen – een beetje vreemd, opmerkelijk, afwijkend, getroebleerd, onredelijk, dom – en ook godsgeloof kent vele vormen. Iemand voor gek verklaren is in de eerste plaats retoriek; inhoudelijk schieten we daar nog niet zoveel mee op

Overijverige mytheontkrachters

Interessanter is de vraag naar de redelijkheid van het geloof in het licht van de moderne hersenwetenschap. Neem het werk van hersenwetenschapper Michiel van Elk. Hij onderstreept met zijn ‘godshelm’ experiment dat mensen uiterst vatbaar zijn voor cognitieve illusies. Doet die bevinding afbreuk aan de geloofwaardigheid van geloof in God?

Overijverige mytheontkrachters, die volmondig ja zeggen op deze vraag, zien de nuances ervan soms over het hoofd. Laat ik twee overwegingen noemen om hen terug te fluiten. Ten eerste vormen religieuze ervaringen slecht één bron van godsgeloof. Als blijkt dat die ervaringen een onbetrouwbare geloofsbron zijn dan is daarmee die ene bron van geloof ondermijnd, maar niet het geloof als zodanig.

Ten tweede geldt dat, ook al kunnen we religieuze ervaringen helemaal in naturalistische termen verklaren, dat nog niet hoeft te betekenen dat een naturalistische verklaring ook de beste is. Het is best mogelijk dat we, behalve een naturalistische verklaring, hetzelfde verschijnsel ook kunnen verklaren door wél een beroep te doen op het bovennatuurlijke. De atheïstische hersenwetenschapper zal betogen dat een religieuze ervaring kan worden verklaard in termen van een specifiek hersenproces. Een gelovige hersenwetenschapper gaat daarin mee, maar voegt eraan toe dat God ons brein heeft ontworpen om gevoelig te zijn voor religieuze ervaringen. Natuurlijk kunnen er goede argumenten zijn om de ene verklaring te verkiezen boven de andere. Maar slechts het feit dat een beroep op God niet nodig is om een verschijnsel te verklaren, volstaat niet om een god-loze verklaring te prefereren.

Ondermijnt wetenschap godsgeloof?

Toch denk ik dat vondsten uit de psychologie en cognitiewetenschap enige afbreuk doen aan de houdbaarheid van godsgeloof. Die vondsten laten onder meer zien hoe gemakkelijk wij ons laten bedotten, en dat mystieke ervaringen in een proefopstelling kunnen worden uitgelokt. Daarmee tonen ze niet aan dat God niet bestaat: als gezegd, er zijn best verklaringen mogelijk die te rijmen zijn met godsgeloof. Maar deze wetenschappelijke studies maken naturalistische verklaringen van het geloof, die ervan uitgaan dat God niet bestaat, wel des te sterker.

Dat wordt duidelijk wanneer we nog eens teruggaan naar de Griekse oudheid, toen zieners, orakels en profeten groot aanzien genoten. De suggestie dat zij in direct contact stonden met een hogere realiteit was in Plato’s tijd niet onomstreden, maar veel beter te verdedigen dan vandaag de dag. Destijds beschikten mensen immers nog niet over een heldere naturalistische verklaring van hun gedrag. Dat profeten daadwerkelijk ingevingen kregen van boven was de meest voor de hand liggende uitleg.

Zie ook het artikel Ben je gek als je gelooft?

Nu gaat dat niet meer op: een naturalistische uitleg van religieuze ervaringen heeft enorm aan verklarende kracht gewonnen. Inmiddels kunnen wetenschappers zulke ervaringen heel goed duiden, zonder daarbij het bestaan van God (of goden, zoals in Plato’s tijd) te veronderstellen. Oftewel: niet-gelovigen beschikken tegenwoordig, onder meer gesterkt door hedendaags hersenonderzoek, over een veel duidelijkere verklaring voor religieuze ervaringen dan in vroegere tijden voorhanden was.

Dat maakt gelovigen nog niet gek. Maar wel vergroot het de uitdaging om in het licht van de wetenschap de redelijkheid van godsgeloof te verdedigen.

 

 

Jeroen Hopster

Jeroen Hopster is filosoof en schrijver. Begin 2019 verdedigt hij zijn proefschrift over evolutie en morele objectiviteit.

Nu jij!

Wat denk jij? Reageer hieronder!

  1. Ignác Ogocse 19 februari 2023 at 11:30 - Reply

    “het is mogelijk om het bestaan ​​van God rationeel te bewijzen.”
    Ja of nee?

    Het mysterie van het leven is niet waarom de moleculen waarvan het leven zelf afhankelijk is zo complex zijn /hoewel dit een groot mysterie is. Bovendien is het niet eens de complexe assemblage van onderdelen die levende wezens gebruiken /hoewel dit ook een groot mysterie is/. Nee, het grootste mysterie van het leven is hoe de informatie waarop het leven is gebouwd is ontstaan.

    Als de informatie niet van materiële oorsprong is, faalt het hele materialisme. Als het materialisme echter waar is, dan schrijft uiteindelijk de krant het boek. Dus welke? In een eenvoudige briefwisseling communiceren onzichtbare geesten met elkaar, en noch het papier noch de letters kunnen grammaticale fouten uitspreken of corrigeren.

    Wat in het universum interessant is, is niet het bestaan ​​van eenvoudige materiële structuren, maar hun organisatie, die niet van fysieke aard is op het moment dat het organisatieniveau de eigenschappen van de materie overtreft. De materiële kwaliteit van de brief wordt overtroffen op het moment dat deze wordt georganiseerd in betekenisvolle woorden en zinnen, of wordt georganiseerd door een externe, intelligente spirituele kracht die erop inwerkt.

    De complexiteit van het universum laat zien dat de stoffelijke delen een spirituele poetsbeurt hebben gekregen, wat de gemiddelde kennis van de materie alleen niet kan. Ze zijn onderworpen, ze onderwerpen zichzelf niet door hun eigen intelligentie.

    Wanneer de pingpongbal intelligente bewegingen produceert, toont hij achtergrondintelligentie. Maar als hij het publiek in vliegt, bewijst hij alleen achtergrondkracht, maar geen intelligentie. In het universum is niet alleen kracht in actie te zien, maar ook intelligentie.

    Intelligentie in het universum is een onmiskenbaar feit en geen religieuze ervaring. Deze intelligentie herleiden tot hersenloze materie is een religieuze ervaring. Namelijk de religieuze ervaring van het atheïstische denken.