Geschreven door Jan Hoogland / 

30 juni 2020 / 

Wat is waarheid? (deel 2)

Het is de Maand van de Filosofie. Het thema is dit jaar: waarheid. Juist in deze tijden is het belangrijk om waarheid van leugens te onderscheiden. Maar hoe doe je dat en wie bepaalt wat waarheid is?

Volgens Jan Hoogland draait het in actuele debatten niet langer om waarheid, maar om de dominantie van jouw frame.

”The battle of the frames”

De term frame kan het beste worden weergegeven met de term ‘interpretatiekader’: feiten spreken zelden voor zichzelf, maar vragen om duiding, die wordt aangereikt door de interpretatiekaders vanwaaruit mensen naar die feiten kijken.

Soms zijn mensen zich daarvan bewust, maar heel vaak ook niet. Het woord framing klinkt echter actiever: het opzettelijk gebruikmaken van bepaalde interpretatiekaders om zaken bewust in een bepaald licht te zetten.

Ik ga drie situaties van framing na uit de afgelopen maanden, namelijk rond Thierry Baudet, Donald Trump en Harvey Weinstein.

Framen: het opzettelijk gebruikmaken van bepaalde interpretatiekaders om zaken bewust in een bepaald licht te zetten.

De feiten van Baudet

In een tweet maakte Thierry Baudet melding van een ‘feit’: “Vanavond zijn twee dierbare vriendinnen ernstig lastiggevallen door vier Marokkanen in een trein. Aangifte doen natuurlijk volstrekt zinloos. Oh lieve, kinderlijk naïeve Nederlanders! Stem nou toch eindelijk voor verandering. Breek los van politiek correct gelul! Red dit land!”

Strekking was niet zozeer de uiting van publieke verontwaardiging over de onheuse bejegening van zijn vriendinnen, maar een oproep aan alle Nederlanders om mensen met een Marokkaanse achtergrond niet meer als volwaardige medeburgers te blijven beschouwen.

Als snel werd duidelijk dat de Marokkanen in kwestie kaartcontroleurs waren die namens de NS kaartjes kwamen controleren in de trein. Publieke functionarissen dus. De feitelijke toedracht was duidelijk anders dan Baudet deze voorstelde. Toch hield Baudet zijn verhaal grotendeels overeind. Hij had weliswaar iets te snel en ondoordacht gereageerd, maar staande blijft dat Nederlanders minder naïef moeten reageren op Marokkaans wangedrag. En ook in deze situatie traden de Marokkaanse publieke functionarissen in zijn ogen niet op met de beschaving en fijngevoeligheid die van hen verwacht mocht worden.

De kern van het door Baudet gepresenteerde frame komt hierop neer: Marokkanen deugen niet, omdat hun cultuur en religie niet deugen. Dat wij niet zien dat zij onze cultuur te gronde richten, komt door onze naïviteit: wij denken dat het gewone mensen zijn, maar het zijn Marokkanen. Baudet noemt de beschuldiging dat hij een racist is absurd.

De culturist voert de culturele en religieuze achtergrond van mensen aan als de verklarende factor in een breed scala aan problemen.

Strikt genomen heeft hij gelijk: hij heeft het niet over Marokkanen als representanten van een bepaald ras. Zijn idee is veeleer dat Marokkanen niet deugen vanwege hun cultuur en/of religie. Schinkel noemt dat ‘culturisme’. Daarbij merkt hij op dat ‘culturisme’ inderdaad geen ‘racisme’ is. De culturist voert de culturele en religieuze achtergrond van mensen aan als de verklarende factor in een breed scala aan problemen.

De oplossing daarvoor ziet de culturist in een vergaande aanpassing van vreemdelingen aan de hier dominante cultuur. Volgens het frame van Baudet mag de waarheid omtrent de ongeneeslijke culturele onbeschaafdheid van Marokkanen in Nederland niet publiekelijk aan de orde gesteld worden, omdat de elite die waarheid niet horen wil.

Wat knap is aan het frame van Baudet is dat hij het presenteert als de feitelijke weerlegging van een ander frame, dat van de elite. De elite stelt het volgens hem voor alsof Marokkanen op uitzonderingen na normale, beschaafde mensen zijn die weliswaar gekenmerkt worden door een andere cultuur en levensovertuiging dan wij gewend zijn, maar verder eigenlijk net zo zijn als wij. Dit misleidende frame moet bestreden worden, omdat de feiten een andere kant uitwijzen: Marokkanen worden bepaald door een inferieure cultuur en levensovertuiging die maakt dat zij zich minder beschaafd gedragen dan wij. Daarmee vormen ze een feitelijke bedreiging van onze culturele waardigheid.

Tegenframen: je afzetten tegen het vermeende frame van je tegenstander.

Het tegenframe van Trump

Mensen die zo heel bewust inzetten op het framen van een discussie herken je het beste aan de wijze waarop ze zich afzetten tegen de opvattingen van hun tegenstanders. Hun frame is vrijwel zonder uitzondering een tegenframe, dat het vermeende frame van de tegenstanders ontmaskert.

Heel sterk zie je dat terug in de wijze waarop Donald Trump reageerde op de afloop van het impeachment-proces na de stemming daarover in de Amerikaanse senaat.
Alleen bij een tweederdemeerderheid in de Amerikaanse Senaat zou de afzetting van de president doorgaan. De voorstanders daarvan haalden echter nog niet eens de helft van het aantal stemmen. Trump is nauwelijks in de gevarenzone geweest.

In het frame van Trump was hiermee gerechtigheid geschied. Een op leugens en valse aantijgingen gebaseerd proces van afzetting was terecht geëindigd. Om puur politieke redenen hadden de Democraten een hardwerkende, succesvolle en geniale president dwars willen zitten. Niet hij, Donald Trump, was een misdadiger, maar de Democraten die hem onder valse voorwendselen tot aftreden wilden dwingen. Het zijn deze democratische tegenstanders die het land verraden en een president willen dwarsbomen die erop inzet Amerika weer groot te maken.

Het gaat niet om de feiten, maar uitsluitend om de interpretatiekaders vanwaaruit mensen naar de feiten kijken.

Wat Trump hier bewust doet is: de vraag wat er werkelijk aan de hand is irrelevant verklaren; het gaat niet om de feiten, maar uitsluitend om de interpretatiekaders vanwaaruit mensen naar de feiten kijken. Eigenlijk lijkt hij te willen zeggen: er zijn helemaal geen feiten, er zijn alleen maar strijdige frames: het corrupte frame van de Democraten en mijn eigen zienswijze, waarvan normale mensen gemakkelijk kunnen inzien dat die de enig juiste is.

Volgens mij zijn het niet hun standpunten die populisten zo verraderlijk en gevaarlijk maken. Het is hun retoriek, hun manier van framen. Populistische politici debatteren of argumenteren niet, maar bestrijden de frames van hun tegenstanders met hun eigen, volkse frames. Ze willen laten zien dat hun tegenstanders niet te vertrouwen zijn, omdat die verblind zijn door hun eigen ideologisch frame. Daarbij hebben de populisten – hoe vaak ze ook spreken over hun ‘gedachtegoed’ – zelf eigenlijk helemaal geen ideologie. Zij hebben slechts tegenstanders tegen wie gestreden moet worden om de wereld van de ondergang te redden.

”Om die reden is het niet alleen zinloos, maar zelfs onmogelijk om de dialoog of het debat met populisten aan te gaan, want zij hebben het gelijk al bij voorbaat aan hun zijde.”

Hun ideologie is met andere woorden de strijd tegen de frames van een vijand die ons naar de ondergang leidt. Om die reden is het niet alleen zinloos, maar zelfs onmogelijk om de dialoog of het debat met populisten aan te gaan, want zij hebben het gelijk al bij voorbaat aan hun zijde. Vandaar ook dat controverses rond populistische thema’s zo polariserend zijn en zelfs families en gezinnen splijten of uiteenrukken.

Het pleidooi van Rotunno

Een derde casus vormt het optreden van de vrouwelijke advocate, Donna Rotunno, die Harvey Weinstein bijstaat in de rechtszaken die tegen hem zijn aangespannen zijn door vrouwen die hij misbruikt zou hebben. Het optreden van Rotunno is nogal opzienbarend, omdat zij de gehele beeldvorming rond deze zaken op de kop probeert te zetten.

Volgens haar frame is niet Weinstein de dader en zijn de vrouwen dus niet zijn slachtoffers, maar is Weinstein integendeel het slachtoffer van vrouwen die destijds uit vrije wil zijn ingegaan op zijn avances, maar daar later spijt van hebben gekregen en er nu profijt uit proberen te trekken. Zij zet actief een tegendraads frame neer tegenover het sinds kort ‘politiek-correct’ geworden MeToo-slachtofferframe.

”Wat Rotunno zichtbaar maakt, is dat er in dit soort discussies voortdurend frames tegenover elkaar staan. Al deze frames duikelen over elkaar heen en zijn moeilijk tegen elkaar af te wegen.”

Anders dan de misbruikaffaires in de katholieke kerk, lijkt het misbruik in de filmwereld vooral te maken te hebben met de seksuele revolutie van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw: een nieuw frame kwam op, namelijk dat van de seksuele vrijheid en het overboord gooien van de taboes tegenover de restrictieve moraal van de kerk. Het taalgebruik rond seks werd platter en mensen communiceerden steeds openlijker over hun seksuele voorkeuren, fantasieën en behoeften. Ongemakkelijke reacties op onderlinge avances werden in die tijd al snel uitgelegd als preuts of bekrompen. Uitingen van seksualiteit werden steeds openlijker.

In een dergelijke situatie verdwijnen de bestaande morele kaders en moet er gezocht worden naar nieuwe inkadering. Seks werd steeds meer gezien als een natuurlijke behoefte waaraan je je moest kunnen overgeven op het moment dat je daar zin in had en beide partners daarmee instemden. De norm van wederzijdse instemming ging in de loop van de tijd dan ook een steeds zwaardere rol spelen.

Maar hoe toets je of iemand ergens echt zin in heeft? Heeft een prostituee echt zin in seks, of beleeft ze het als een middel om geld te verdienen? Zou je seks ook kunnen zien als een middel om een baan of een rol te krijgen? En als je dat doet, doe je het dan uit vrije wil? Zou het kunnen dat je niet zo goed weet of je zin hebt in seks en pas achteraf tot de conclusie komt dat je er toch weinig zin in had?

Allemaal opties die voor een rechter maar moeilijk zijn af te wegen. Advocate Rotunno maakt gretig gebruik van dit soort dubbelzinnigheden. En, zo zegt zij zelf, zij kan het maken, want zij is een vrouw. Mannen zouden de verdediging van Weinstein niet zo kunnen voeren als zij het doet.

Wat Rotunno zichtbaar maakt is dat er in dit soort discussies voortdurend frames tegenover elkaar staan: het frame van de christelijke seksuele moraal, het frame van de ‘seksuele vrijheid zonder taboes’, het frame van het ‘zin in seks op voorwaarde van wederzijdse instemming’ en het frame van het MeToo-slachtoffer. Al deze frames duikelen over elkaar heen en zijn moeilijk tegen elkaar af te wegen.

De maand van de filosofie

Het is een verworvenheid van onze tijd dat we ons steeds meer bewust zijn geworden van de grote rol die interpretatiekaders spelen in de wijze waarop wij naar de wereld kijken. De wereld van het positivisme – de objectieve weergave van de feiten – heeft afgedaan, en mijns inziens terecht.

Maar wat daarvoor in de plaats gekomen is, is even misleidend: een bot gevecht tussen frames die om voorrang strijden. Een strijd waarin de waarheid en de feiten er helemaal niet meer toe doen en het er slechts om gaat het frame van jouw tegenstander als volstrekt abject af te schilderen. De vraag in hoeverre de verschillende frames recht doen aan de werkelijkheid, lijkt irrelevant geworden. Het gaat nog slechts om de dominantie van het eigen frame. De populisten zijn dat gevecht met alle inzet aangegaan. Hun voornaamste wapen is, de opvattingen van hun tegenstanders als ‘politiek correct gelul’ (zie de tweet van Baudet) en dus als ‘ideologie van de elite’ te framen.

Waar zij decennialang alles hebben gedaan om de waarheid en de grote verhalen te relativeren (postmodernisme), lijken filosofen zich de laatste tijd ineens weer druk te maken over waarheid.

De maand van de filosofie heeft dit jaar ‘de waarheid’ als thema. Tegen de achtergrond van de steeds bewuster gevoerde strijd tussen de frames, krijgt dit thema een geweldige nieuwe actualiteit. Waar zij decennialang alles hebben gedaan om de waarheid en de grote verhalen te relativeren (postmodernisme), lijken filosofen zich de laatste tijd ineens weer druk te maken over waarheid.

Literatuur
Driel, A. van, ‘Donna Rotunno, de supersteradvocaat die Harvey Weinstein uit de gevangenis moet houden’, De Volkskrant, 24 januari 2020
Schinkel, W., De gedroomde samenleving, Kampen, 2008

Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Sophie.

Jan Hoogland

Jan Hoogland (1959) is universitair docent Bestuurskunde aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Ook is hij bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Universiteit Twente. Hoogland studeerde sociologie en filosofie. In 1992 promoveerde hij aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (cum laude) op een proefschrift over de metafysica bij Adorno. Eerder was hij ook werkzaam als lector Samenlevingsvraagstukken en Vormend Onderwijs aan hogeschool Viaa te Zwolle. Verder is hij hoofdredacteur van het tijdschrift Soφie van de Stichting voor Christelijke Filosofie.

Nu jij!

Wat denk jij? Reageer hieronder!